dinsdag 5 augustus 2025

De laatste halte

 Ik zit opnieuw op de bus richting Niemandsland.

Bus 72, IKEA-uitgang, eindhalte: vergeethoek aan zee.
De vrouwen dragen zonnebrillen groot genoeg om zich achter te verstoppen. Alsof ze wachten op een zonsverduistering die nooit komt — maar toch beter voorbereid zijn, voor het geval dat.

Bij elke kapel langs de weg slaan ze een kruis. Niet uit overtuiging misschien, maar uit voorzichtigheid. Zoals je in een vreemd huis altijd even over je schouder kijkt.

De airco doet zijn best, maar faalt zachtjes. De bus zit afgeladen vol — moeders met kinderen, jongeren met oortjes in, grijzende mannen met boodschappen en gezichten als stenen.
Maar halte na halte stroomt het voertuig langzaam leeg.
Tot uiteindelijk alleen ik nog overblijf.

Ik heb bewust de verkeerde bus genomen.
Niet omdat ik wil weten waar hij eindigt.
Maar omdat ik het al weet.
Ik ben hier deze week al geweest.

Nea Michaniona.
Eindhalte.
Een dorp dat klinkt als een voetnoot in een vergeten reisgids.
Een vissersplaats met zonverbleekte gevels, verlaten terrassen en een zee die nooit opdringerig is.
Ik ben de enige die uitstapt.
De enige die uitgaat in dit idyllische stadje aan het eind van een Griekse lijn.

Het plein is loom van hitte. De stoelen scheef. De straathonden slapen alsof ze nooit iets anders hebben gedaan.

En aan de overkant van het water ligt hij daar weer. Olympus.
Niet groots. Niet dreigend. Alleen aanwezig.
Als een herinnering aan iets wat groter is dan je zelf kunt dragen, maar waar je toch telkens weer naar kijkt.

Soms is de verkeerde bus de enige manier om te gaan waar je moet zijn.
Zelfs als je er alleen aankomt. 
Van uw correspondent ter plaatse
A+

Gestrand 2

 Ik zit op een terras met een frappé.

Niet gepland, niet gezocht, maar hier ben ik:
gestrand in Nea Michaniona.
Een naam als een verdwijntruc.
De bus heeft me hier afgezet
en de zee is nergens te bekennen,
of misschien net achter dat witte huis
met het balkon vol wasgoed
en een citroenboom in een plastic pot.

Rond mij beweegt de wereld
alsof er iets groots te gebeuren staat.
Honderden mensen —
ik overdrijf niet,
ik was aan het tellen tot een vrouw me zo streng aankeek
dat ik spontaan het Onzevader in mezelf begon te zoeken —
komen voorbij.
Langzaam, statig,
in het zwart, met glanzende stoffen,
rozenkransen om de hals,
en blikken alsof ze Maria persoonlijk verwachten
op het volgende kruispunt.

Ik zit ertussen,
op mijn plastic stoeltje,
omringd door tientallen Grieken
die snateren als kalkoenen
in een bakkerij op zondagmorgen.
Niemand luistert, iedereen praat,
handgebaren vliegen als vliegjes rond een scherm.
Het lijkt de generale repetitie
van een Byzantijnse openluchtopera
waar ik per ongeluk ben in meegeloodst.

Een meisje van elf heeft oogschaduw
en een gezicht dat precies weet
wat ik hier kom doen — al weet ik dat zelf niet.

Ik nip van mijn frappé.
De schuimlaag zakt traag naar beneden
terwijl de processie doordruppelt
en ik langzaam het gevoel krijg
dat ik niet gestrand ben,
maar geland.

Dank u wel, universum.
Of beter nog:
dank dat u mij doelbewust op de verkeerde bus hebt gezet.
Want dit stadje,
Nea Michaniona,
is prachtig in zijn eenvoud.

Een vissersdorpje dat niet probeert
meer te zijn dan het is.
Geen monumenten, geen lawaai,
alleen een strand dat bijna verlaten is,
de geur van zout en ouzo,
en een paar oude mannen die met hun handen op hun rug
naar de horizon kijken
alsof die iets terug gaat zeggen.

Ergens kraait een haan
die duidelijk zijn eigen tijdschema volgt.
Een vrouw klopt een tafellaken uit
boven een stoel waar niemand meer op zit.
De zon legt zich neer als een kat op een warme stoep.

En ik?
Ik schrijf dit in mijn schriftje
met zonnecrème op mijn schouders,
een handdoek die naar belofte ruikt,
en een hart dat stilletjes dankbaar is
dat het niet gekregen heeft
wat het dacht te willen.

Vanaf nu neem ik altijd de verkeerde bus.
De bus die me ergens afzet
waar ik niets herken,
maar alles klopt.
Van uw correspondent ter plaatse 🇬🇷☀️🔱

Gestrand

 Op de bus naar Peraia.

Iedereen slaat een kruis.
Bij het opstappen, bij het zitten,
bij elke bocht die de chauffeur met een ruk neemt alsof hij de bus eerder temt dan bestuurt.
In de naam van de Vader, de Zoon,
en wat er ook maar komt op deze rit
door het trage begin van een warme dag.

Langs het raam trekt het landschap voorbij:
dorre heuvels, brokkelige aarde,
gras dat al weken geen hoop meer heeft.
En daar, tussen het stof: watermeloenen.
Opgestapeld in hoge torens
langs de kant van de weg,
onder flapperende parasols en verkleurde lakens.
Een explosie van vruchtvlees in een uitgedroogde wereld.

En de huizen —
of wat er van moest komen.
Halfafgewerkte gebouwen,
betonnen geraamten die wachten op een toekomst
die misschien niet meer komt.
Met roestige staven die uit hun kruin steken
als vingers die iets proberen te grijpen
dat allang vervlogen is.

Binnen is het stil.
De airco is kapot of symbolisch.
Een vrouw maakt een kruis.
Een jongen ook.
Een oudere man kust zijn rozenkrans
terwijl de chauffeur een telefoontje beantwoordt
met één hand aan het stuur
en één elleboog uit het raam,
alsof we op weg zijn naar een bruiloft
in plaats van gewoon naar het strand.

In mijn tas:
een schriftje, een paar balpennen,
zonnecrème die smelt en een handdoek
die straks naar zee zal ruiken.
Geen overbodig gewicht.
Wel een papieren busticket
dat achteraf toch verdacht veel op een supermarktbonnetje blijkt te lijken.

De bus rijdt verder,
door dorre landschappen,
langs meloenen, beton en gebeden.
Op weg naar water
dat hopelijk nog koud is.

Straks toch maar met de boot terug naar Thessaloniki.
Als ik tenminste ontdek hoe ik van hier
weer terugraak — want blijkbaar zit ik op de verkeerde bus.
De chauffeur zegt dat we in 'Nea Michaniona' zijn.
Dit belooft alweer een avontuurlijk dagje te worden.
Van uw correspondent ter plaatse. 🇬🇷🔱

dinsdag 22 juli 2025

Rosenda

 Sommige dingen verzin je niet. Of beter: als je ze zou verzinnen, zou niemand je geloven.


Veertig jaar geleden had ik een pennenvriendin: Rosenda.
We schreven elkaar brieven. Van die echte. Met inkt, met hart, met de geur van papier. We zagen elkaar één keer in al die jaren. En spraken elkaar nog één keer. Daarna loste ze op in het niets, zoals dat gaat met jeugd, seizoenen en sommige vriendschappen.

Wat we elkaar in die brieven vertelden, was soms intiemer dan wat je iemand recht in de ogen durft te zeggen.
We schreven over onze jeugd.
Onze angsten.
Hoe miserabel we ons soms voelden.
Hoe we probeerden te begrijpen wie we waren, in een wereld die daar geen haast mee had.
En zonder het echt uit te spreken, waren we verliefd op elkaar. Gewoon... via woorden.
Gewoon, omdat we onze ziel durfden blootleggen.

We stuurden elkaar muziekcassettejes. Die had je toen nog.
En nog steeds — als ik Fleetwood Mac hoor op de radio, of op Spotify — word ik zonder pardon veertig jaar teruggekatapulteerd.
"Wish You Were Here", dat was ons lied.
Het klinkt nog altijd als heimwee. Als onuitgesproken dingen.
Als vriendschap die even liefde durfde zijn.

Tot gisteren had ik Rosenda niet meer gezien of gehoord.
Maar gisteren, scrollend over Facebook, verscheen haar gezicht.
Rosenda.
Ik diende een vriendschapsverzoek in.
En ergens voelde ik iets... een rilling, een voorgevoel. Maar goed. Dat heb ik wel vaker als ik te lang naar een scherm kijk.

Vandaag werkte ik van thuis.
Laptop open. Headset op. Stemmen in mijn oor, mensen met vragen, klachten, verzuchtingen. En dan...
Een vrouw met een vraag over een tapijt.
Niets bijzonders. Tot ze haar naam zei.
"Rosenda."

"Ik ken die naam," floepte ik eruit.
Ze lachte, aarzelend.
"Dat is bijna niet mogelijk," zei ze. "Er zijn maar zes Rosenda’s in Nederland."
"Het is niet alleen je voornaam," zei ik. "Ook je achternaam. Dijkstra."

Een stilte.
"Dat grenst aan het onwaarschijnlijke," zei ze.
"Waar heb je vroeger gewoond?" vroeg ik.
Ze noemde een paar steden.
En toen: "Zevenaar."

En ik wist het.
Jij bent het.
Jij bent Rosenda.

Ik zit hier nog steeds. We zijn vier uur verder.
Maar ik kan er nog altijd niet bij.
Die stem van haar — levendig, ratelend, vol leven.
Die lach.
Die herkenning.
Alsof veertig jaar niet meer zijn dan wat dunne mist over een herinnering. Alsof de draad nooit echt verbroken was, alleen wat losjes achtergelaten.

Wat zijn de kansen?
Wat zijn de wiskundige, logische, redelijke kansen dat ik na veertig jaar mijn oude pennenvriendin tegenkom op Facebook…
…en haar daags nadien, uit duizenden oproepen, nét haar aan de lijn krijg, thuis, op een doordeweekse dag?

Er zijn van die momenten waarop het leven je met open mond achterlaat.
Waarop je voelt: dit is meer dan toeval.
Dit is het universum dat even knipoogt.
En zachtjes Wish You Were Here begint te spelen in je hoofd. 

 Van uw correspondent ter plaatse. 
A+


zaterdag 12 juli 2025

La petite décision.

Il est quatre heures trente du matin. La lune est haute dans le ciel, presque indécente de clarté. La ville dort encore, mais moi, j’en suis déjà à mon premier café. C’est un moment que je connais bien. Tout est calme. Seul le frigo ronronne doucement, et quelque part plus loin, un coq mal luné chante à contretemps.


Et c’est là que je commence à rêvasser.

Sans y penser. Ça me prend. Quelque chose dans ce silence m’attire vers l’intérieur. Vers mon histoire. Vers ce chemin étrange qui m’a mené jusqu’ici – ici, à Thessalonique, dans cette rue, sous cette lune.

Et je me demande : comment suis-je arrivé là, exactement ?

Pas en kilomètres, non. Mais en choix. En décisions minuscules, souvent inconscientes. Ce ne sont presque jamais les Grands Gestes qui déterminent tout. Pas le “je pars vivre à l’étranger”, ni le “je vais enfin suivre mon cœur.” Non. Ce sont les petits virages, les moments où, juste un instant, on fait quelque chose de différent. On prend une autre rue. On regarde quelqu’un dans les yeux. On reste cinq minutes de plus autour d’un café. On dit quelque chose qu’on n’osait pas dire.

J’ai pris l’habitude de regarder ma vie à l’envers, comme un film qu’on rembobine. Et je suis toujours surpris de voir à quel point le point de départ est lointain. Parfois, ça remonte à une décision que j’ai prise quand j’avais douze ans. Le choix d’une école. Un livre que j’ai pris au hasard sur une étagère. Une idée qui s’est accrochée quelque part dans ma tête.

Et parfois — et c’est ça qui est beau — j’ai pris une décision dont j’ai pensé sur le moment : oh merde, c’est une erreur.

Le genre de choix qui te noue l’estomac. Celui que tu regrettes aussitôt.

Et puis, des années plus tard, tu y repenses… et tu te dis : grâce à cette “erreur”, je suis quand même bien là, sous le soleil grec.

C’est peut-être ça, le vrai réconfort : savoir que même les faux pas font partie de la danse. Que la vie n’est pas une ligne droite, mais un sentier sinueux qui ne prend vraiment sens qu’une fois qu’on a marché assez loin.

Chaque petite décision — les bonnes, les mauvaises, les impulsives, les évitées — déclenche un mouvement. Et ce n’est qu’après coup qu’on comprend vers où cela nous a mené.

Alors aujourd’hui, ou plutôt tout à l’heure, quand le soleil se lèvera et que la ville s’éveillera lentement, je sais que je devrai encore choisir. Des choses petites. Insignifiantes, peut-être. Mais peut-être qu’un jour, dans vingt ans, je repenserai à ce moment-là — quatre heures trente du matin, Thessalonique, premier café — et je me dirai : ah oui… c’est là que quelque chose a commencé. 

Votre correspondent sur place.
A+