Op de bus naar Peraia.
Iedereen slaat een kruis.
Bij het opstappen, bij het zitten,
bij elke bocht die de chauffeur met een ruk neemt alsof hij de bus eerder temt dan bestuurt.
In de naam van de Vader, de Zoon,
en wat er ook maar komt op deze rit
door het trage begin van een warme dag.
Langs het raam trekt het landschap voorbij:
dorre heuvels, brokkelige aarde,
gras dat al weken geen hoop meer heeft.
En daar, tussen het stof: watermeloenen.
Opgestapeld in hoge torens
langs de kant van de weg,
onder flapperende parasols en verkleurde lakens.
Een explosie van vruchtvlees in een uitgedroogde wereld.
En de huizen —
of wat er van moest komen.
Halfafgewerkte gebouwen,
betonnen geraamten die wachten op een toekomst
die misschien niet meer komt.
Met roestige staven die uit hun kruin steken
als vingers die iets proberen te grijpen
dat allang vervlogen is.
Binnen is het stil.
De airco is kapot of symbolisch.
Een vrouw maakt een kruis.
Een jongen ook.
Een oudere man kust zijn rozenkrans
terwijl de chauffeur een telefoontje beantwoordt
met één hand aan het stuur
en één elleboog uit het raam,
alsof we op weg zijn naar een bruiloft
in plaats van gewoon naar het strand.
In mijn tas:
een schriftje, een paar balpennen,
zonnecrème die smelt en een handdoek
die straks naar zee zal ruiken.
Geen overbodig gewicht.
Wel een papieren busticket
dat achteraf toch verdacht veel op een supermarktbonnetje blijkt te lijken.
De bus rijdt verder,
door dorre landschappen,
langs meloenen, beton en gebeden.
Op weg naar water
dat hopelijk nog koud is.
Straks toch maar met de boot terug naar Thessaloniki.
Als ik tenminste ontdek hoe ik van hier
weer terugraak — want blijkbaar zit ik op de verkeerde bus.
De chauffeur zegt dat we in 'Nea Michaniona' zijn.
Dit belooft alweer een avontuurlijk dagje te worden.
Van uw correspondent ter plaatse. 



Geen opmerkingen:
Een reactie posten