woensdag 9 juli 2025

Teambuilding

 Het begon al bij de mail.


Onderwerp: “Let’s connect – Teamdag! 🌞💧💙
Verzender: HR, met de gebruikelijke emotionele chantage van “verplichte gezelligheid”.
Bijlage: een PDF met het thema Samen Sterk – Ontsnappen aan het Dagelijkse Script (lees: ontsnappen aan airco, comfort en waardigheid).

Om 08:15 stonden we al te zweten op een stoffige parkeerplaats net buiten Thessaloniki. De zon stond als een haatdragende bureaulamp op ons gericht. De temperatuur zat al ruim boven de 30, en de dag moest nog beginnen.

Onze teamcoach, Ioannis, verscheen in klamme linnen kleding, een zonnehoed met schelpjes en een T-shirt waarop ‘Feelings are facts’ stond, al begon het woord “facts” doorweekt langzaam op te lossen in een zompige vlek. Zijn Nederlands klonk alsof hij het geleerd had op een Grieks strand in ruil voor cocktails: enthousiast, krom, en met een soort zangerige wanhoop.
“We gaaaan nu beginneuh met de aahd-ehhh-ming. Zucht… voel je binnenklant, jaaa… en ook buitenklant. Alles is klánt, snap je?”

We snapten niks, maar knikten collectief. Niet uit begrip, maar uit pure zelfbescherming.
De ‘klantgerichte ademhalingsoefeningen’ bestonden uit diep ademhalen op het ritme van klachten uit het systeem.

> “Ik ben al drie keer doorverbonden en nog steeds geen oplossing!” – adem in.
“Jullie bezorger rook naar leverworst en vroeg of ik zelf naar het depot kon komen!” – adem uit.

Ellen kreeg op de derde klacht een zonnesteek. Tom moest gaan zitten toen Ioannis vroeg of hij zijn “innerlijke bezorger” kon visualiseren terwijl de mussen zelfmoord pleegden in het stof.

Halverwege de ochtend verscheen Ioannis’ vrouw met de salade. Die was “met liefde klaargemaakt”.
De kom stond daar in de zon, als een biologisch afbreekbare tragedie.
De feta was gesmolten tot iets tussen kaarsvet en zweet, de zetas vloeide langzaam als een glibberige lava tussen smorende komkommers door, en er hing een olieachtige glans overheen die eruitzag als het voorhoofd van een gluiperige priester. Niemand durfde het zelfs maar aan te raken met een vuile stok. We gaven het na één blik op. Sommigen zeiden daarna dat ze voortaan alleen nog droog, ongezouten brood zouden eten. Uit veiligheidsoverwegingen.
In de middag: vertrouwensoefeningen.
Touwen waren gespannen tussen kromgetrokken dennenbomen en we moesten elkaar geblinddoekt begeleiden over het ‘vertrouwenspad’.
Het ging mis toen “rechtdoor” werd geïnterpreteerd als “recht in een struik met dorens en een verdwaalde scooterhelm”. Iemand greep naar een schouder, iemand anders naar een heup (of dij), en wat er precies gebeurde is tot op vandaag onduidelijk – behalve dat niemand elkaar nog recht durfde aan te kijken.

Martinus riep op een bepaald moment:
“Dit is net een klantgesprek waarin iemand zijn ordernummer mompelt terwijl hij in een jacuzzi zit."
Niemand lachte. Maar iedereen voelde het. De ellende droop uit eenieders poriën.

Daarna kwam het Team Escape-spel, waarin we moesten “ontsnappen aan een denkbeeldige boze klant” door samen puzzels op te lossen.
We verloren vrijwel onmiddellijk.
Nebil weigerde instructies te lezen (“ik werk op buikgevoel”), Diana had zich definitief teruggetrokken onder een struik (“de zon is een fascist”), en de boze klant – een stagiair in een polyester callcenter-shirt – vond ons na exact zeven minuten, hulpeloos zwetend en intern overleden.

Er volgde een groepswandeling. Zes mensen vielen bijna flauw, iemands gymschoen begon te smelten, en we eindigden in een kring rond een ‘kampvuur’.
Of ja, een elektrisch namaakvuurtje – wegens brandgevaar.
Een wiebelend oranje LED-lampje op een plastic boomschijf, dat klonk als een TL-lamp op sterven.
Symbool voor alles wat die dag geworden was: warm, nep en licht gevaarlijk.

Daar, bij dat droeve vuurtje, deden we ‘bekentenissen’.
Iedereen moest iets delen.

Diana zei dat ze regen miste. En Gouda kaas.
Tom gaf toe dat hij zich meer ergerde aan zijn collega’s dan aan de klanten – vooral die collega’s die bij alles “héérlijk” zeggen.
En toen kwam Misha.
Die zei plots, zonder waarschuwing:
“Ik heb heel veel jeuk aan m’n ballen.”
Even stilte.
“Ik denk van het zitten. Of de luchtvochtigheid. Of stress. Maar echt – intens.”
Hij krabde, keek niet op of om. Alsof hij melding deed van een retourzending.

We probeerden de avond af te ronden. Het was tijd om te vertrekken.
Maar de sleutels van de bus waren weg. Gewoon… weg.
Na een half uur zoeken, vonden we ze in de coolbox, tussen lauwe flessen water en wat ooit salade had willen zijn.

We haastten ons naar de bus. Die startte niet.
Uiteraard.

En toen kwam de Verlosser: de neef van Ioannis.
Op een scooter.
Eén.
Hij bracht ons – één voor één – terug naar Thessaloniki.
Achter op zijn brommer, zwetend, trillend, en met elke bocht het gevoel dat je alsnog in een teamoefening zat.
Iedereen werd apart afgezet, alsof we hoofdpersonages waren in een tragische aflevering van ‘Wie is hier de klant?’.

Zo eindigde de teamdag.
Met jeuk aan de ballen, een elektrisch kampvuur, smeltende zetas en de wrange wetenschap dat ‘samen sterk’ ook gewoon betekent: samen wachten tot het brommertje weer terugkomt.

Zwemmend in mijn eigen lichaamsvocht schoot ik wakker. Het was slechts een droom.

Van uw correspondent ter plaatse 
A+

Geen opmerkingen:

Een reactie posten